In haar brief geeft de FNOI duidelijk aan waarom de verbrandings-/stortbelasting en met name exportheffing contraproductief is aan het streven naar een duurzaam afval- en materialenbeheer.
Elk hoogwaardig recyclingproces kent productie-uitval dat niet meer kan worden gerecycled en enkel nog kan worden verbrand of gestort. Voor papier is dat pulperresidu, een combinatie van producteigen/ productvreemde verontreiniging en papiervezels die door meermalig hergebruik te kort zijn geworden.
De branche begrijpt dan ook niet welk milieudoel de OVAM voor ogen heeft om juist het restproduct dat bij hoogwaardige recycling noodgedwongen overblijft, namelijk pulperresidu, te belasten.
Een heffing op pulpresidu heeft geen enkel sturend effect, hetgeen het milieudoel zou moeten zijn. Vanuit circulair oogpunt is de heffing een onwenselijke ontwikkeling. Het levert juist een straf op voor hoogwaardige en maximale recycling, terwijl een verbrandingsbelasting juist een sanctie zou moeten zijn op vermijdbaar branden en storten, zodat stromen naar de recycling worden afgebogen. In de praktijk is de heffing ook volstrekt onuitvoerbaar. Papierfabrieken waar ook ter wereld zouden voor deze heffing moeten terugkoppelen hoeveel pulperresidu is ontstaan uit een baal oudpapier die ooit in Vlaanderen is ingezameld. Een baal papier die met honderdduizenden andere balen van andere leveranciers uit andere landen als grondstof in dezelfde papierpulper is gegooid.
Dit feit maakt de heffing niet alleen onuitvoerbaar, maar tevens krankzinnig….